Solisten in concertInterview Peter Bogaert
Peter Bogaert dirigeert deze keer niet alle stukken die het Deventer Kamer Orkest speelt. Alleen bij Barber en Bruch staat hij voor het orkest. Peter soleert in het Rondo voor viool en strijkorkest van Schubert. En als vier orkestleden soleren in het concert van Vivaldi speelt hij mee met de tweede violen. Buiten de gebaande paden treden, het net even iets anders dan anders doen. Dat tekent de dirigent, componist en violist Peter Bogaert.
Wat wil je deze keer met het DKO bereiken?
‘Dit programma is een mooie uitdaging voor het orkest. Dat komt vooral omdat we zowel Schubert als Vivaldi ongedirigeerd spelen. Ik probeer elke keer iets nieuws te doen. Bij het vorige programma speelden we Dido & Aeneas van Purcell met barokstokken. Dat was nieuw en spannend. Het resultaat mocht er zijn, we hadden een prachtige barokklank als orkest. Voorop staat dat iedereen in het orkest het leuk vindt wat we doen èn tegelijkertijd ook wordt uitgedaagd.’
Wat komt er kijken bij het ongedirigeerd spelen?
‘Bij Schubert volgt het orkest mij, maar niet altijd. Dus dat vereist een hoge concentratie. En tijdens Vivaldi is het best spannend: er moet op het juiste moment worden ingezet en er zijn gekke metrums waar rekening mee moet worden gehouden; soms speel je tegen elkaar in.’
Dus het DKO kan wel zonder jou?
‘Idealiter is de dirigent er niet om de zaak bij elkaar te houden. Hij staat voor het orkest om artistieke betekenis te geven aan de uitvoering van de stukken. Maar dirigent blijft toch een wat mysterieus beroep. Kijk maar eens naar het filmpje van Leonard Bernstein waarin hij een orkest dirigeert met zijn ogen. Bij Barber kan ik als dirigent mijn meerwaarde bewijzen. Het is hondsmoeilijk om te spelen, om de intensiteit te behouden. De Zweedse volksmelodieën van Bruch kende ik niet, dus dat was voor mij ook een mooie ontdek-king.
Wat voor viool heb je?
‘Ik heb een Italiaanse viool, uit ongeveer 1780, uit de Mantua-school. Dit is afgeleid uit de herkomst van het hout. De maker is onbekend. Vorig jaar is de viool uitgebreid gerestaureerd. Er zitten zogeheten naakte darmsnaren op, met de lichtste spanning.’
Waarom speel je zelf altijd op darmsnaren?
‘Dat heeft niet per se met barok te maken. Met darmsnaren bereik ik mijn ideale klank. Het geeft een kleurenpalet dat ik met kunststofsnaren niet bereik. Je speelt er wellicht minder hard mee maar dat wil ik ook niet. Ik ben nooit een knallende speler geweest. Kunststofsnaren zijn er pas zo’n zeventig jaar. De grote violist Jascha Heifeitz speelde altijd op darmsnaren, hetzelfde soort snaren dat ik ook heb. Deze darmsna-ren worden nu gemaakt door Gamut Music in Oklahoma. Er is in Europa maar een beperkt aantal resellers. Mijn laatste mentor, Gordan Nikolic, de muzikaal leider van het Nederlands Kamerorkest, heeft mij geïnspireerd om op darmsnaren te gaan spelen. Ik speel zonder schoudersteun, daardoor word je je heel be-wust van het contact met je linkerhand.’
Wat wil je met dit programma bereiken voor het orkest?
Wij spelen eigenlijk kamermuziek in een grotere bezetting. Tijdens de repetities ben ik bezig geweest om iedereen goed naar elkaar te laten luisteren en – deels – elkaar ook aan te kijken. Na dit programma zal daar toch weer wat van blijven hangen. Zo bereikt het orkest weer een hoger niveau.’
Jouw repetities zijn intensief en ontspannen, er wordt veel gelachen.
‘Er zijn dirigenten die slecht repeteren maar bij wie het tijdens de uitvoeringen toch helemaal goed komt. Ik repeteer juist graag. Je wilt die paar uur per week een mooie tijd met elkaar hebben. Het is voor mij dan ook een vorm van infotainment. Ik ben midden in de coronatijd bij het DKO begonnen, dus de start was niet ideaal. Het was voor mijzelf en het orkest een beetje zoeken, de eerste anderhalf jaar. Er zijn wat nieuwe leden bijgekomen en we hebben een aantal mooie concerten gegeven. Ik heb het gevoel dat we het leuk hebben met elkaar en dat het niveau echt aan het stijgen is. Daar doen we het toch allemaal voor.’
Interview door Ewoud Nysingh
Concerten
Na Valentijnsdag nemen we U mee op een muzikale reis vol liefde en romantiek langs de werken van drie grootmeesters: Franz Liszt, Antonín Dvorák en Ottorino Respighi.